Daar rijdt hij de stad door, Op 't prachtigst gekleed; Zijn knecht draagt de geldkist O, zie hoe hij zweet. Terwijl zich Sint Niklaas Op 't vriendelijkst buigt. Eén echter verschuilt zich, En tracht hem te ontvliên, 't Is WILLEM, een domoor, Maar 't wordt ras gezien. | |
bron |