Tot nu toe heb ik één leerling aan de e-mail gehad over een gemaakte afspraak die ik vergeten was, drie leerlingen uit havo 4 die niet precies wisten hoe het rapportpunt berekend werd en één leerling die inderdaad een punt (te weinig) heeft. De drie havoleerlingen konden gelukkig in de jaarplanner precies zien hoe dat in elkaar zat.
Als je nu echt een evidente fout gemaakt hebt dan is dat geen probleem, maar een ongeluk komt meestal niet alleen. Mijn insteek is dat je, wat je ook bedenkt, moet zorgen dat een beoordeling rechtvaardig is en inzichtelijk. Dat is dan soms wel lastig, maar als het terecht is dan moet je daar ook niet moeilijk over doen.
Af en toe kom je nog wel 's een verwijzing tegen naar 'vijven en zessen' van A.D.de Groot. In het boekje 'Vijven en zessen' concludeert de auteur dat de schoolcijfers van het ordinale schaaltype zijn. Men kan immers moeilijk volhouden dat het verschil tussen een 8 en 9 hetzelfde is als het verschil tussen een 5 en een 6 of dat een 8 duidt op een 2 keer zo goede prestatie als een 4. Het gevolg is dat je met het cijfergeven slechts een ordening in de cijfers aangeeft. Een 7 betekent een betere prestatie dan een 4 of een 6 en dat is alles!
Hieronder zie je een staafdiagram van de verdeling van 1000 schoolcijfers. De empirische verdeling zoals deze is vastgesteld en de theoretisch verdeling die je op grond van de normale verdeling zou mogen verwachten (met hetzelfde gemiddelde en standaarddeviatie):
A.D. de Groot beargumenteert dat het rekenkundig gemiddelde bepalen van schoolcijfers, vanuit een statistisch oogpunt, wel eens niet zou kunnen kloppen!
Soms wordt de suggestie gewekt dat docenten zo rond de 5/6 de zaak aan het flessen zijn, dat ze vijven opplussen naar zessen. Dat is een voorbarige conclusie. Het kan ook zijn dat leerlingen die zo rond de 5/6 zitten zelf zorgen dat het 'goed' komt. Kan ook:-)
Bij statistiek 1-3 op de lerarenopleiding heb ik nog wel 's gesuggereerd dat andere centrummaten misschien geschikter zijn.
Een leerling haalt voor de toetsen 4 keer een 6 en één keer een 1. Het gemiddelde is nu 5. Dit zou kunnen leiden tot een onvoldoende op het rapport. Een andere leerling haalt 2 keer een 4 en 2 keer een 5 en één keer een 10. Gemiddeld is dat 5,6 en misschien wel een 6- op het rapport. Dat lijkt niet erg eerlijk: de eerste leerling beheerst de stof voor 80% voldoende. De tweede leerling beheerst slechts 20% van de stof voldoende.In de praktijk zoek je naar een verantwoord gemiddelde tussen 'inzichtelijk beoordelen' en 'het volgen van je hart'. Ik ben altijd blij als het allemaal klopt, de beoordeling helder is, je de dingen gewoon kan uitrekenen en de leerlingen het dan gewoon met je eens zijn...:-)