donderdag 6 maart 2014

Intervaltraining

Vraag 34 van de CITO-voorbeeldrekentoets 3F van 2013 gaat over een intervaltraining, afwisselend hardlopen en wandelen:

q9475img1.gif

Hoe pak je dat aan?

't Is in het begin wel even puzzelen hoe dat nu precies zit, maar 't komt neer op:
  • 6 kilometer intervaltraining bestaat uit 5 keer hardlopen (5 km) en 5 keer wandelen (1 km).
  • In totaal duurt dat 37 minuten.
  • De wandelsnelheid is 5 km per uur, dus 1 km wandelen duurt 12 minuten.
  • 5 km hardlopen in 25 minuten is \(\frac{1}{5}\) km/minuut.
  • De gemiddelde snelheid bij 't hardlopen is 60 · \(\frac{1}{5}\) =12 km/uur.
Lastig...:-(

Bij probleemaanpak (HAVO 4 wiskunde B) heb ik de opgave gebruikt als één van de problemen. In de 'hints' heb ik toen gekozen voor een wiskundige aanpak:
  • De hardloopsnelheid is \(v\) en de wandelsnelheid is \(5\).
  • Reken dan uit hoeveel uur hij er over doet.
    Er geldt: \(\large\frac{5}{v} + \frac{1}{5} = \frac{{37}}{{60}}\).
  • Oplossen geeft \(v=12\)
Dat kan ook...:-)
In de komende weken zal ik nog 's wat vaker kijken naar de resultaten van de CITO voorbeeldrekentoets. Wat waren de moeilijke vragen? En waarom?