dinsdag 24 juli 2012

Verwarrende voorbeelden

Bij wiskunde kunnen voorbeelden soms nog verwarrend zijn. David Wells (1987) schrijft in 'Woordenboek van eigenaardige en werkwaardige getallen':
"De wortels van deze getallen 1, 6, 35, 204, 1189,... volgen een eenvoudig voorschrift, namelijk 1189=(204×6)-35."
Het gaat dan om de driehoeksgetallen die een kwadraat zijn:

1, 36, 1225, 41616, 1413721, ....

Dus ik dacht:

a(n)=a(n-1)·a(n-3)-a(n-2)

Dat leek me dan inderdaad nogal grappig, maar dat klopt niet. Ik heb er (een tijd terug) ernstig naar zitten kijken. Hoe zit dat precies!? Het blijkt dat die '6' gewoon een constante is en niet een voorgaande term uit de rij. Toch lijken ze sprekend op elkaar...:-)

a(n) = 6·a(n-1) - a(n-2)

...en dan klopt het allemaal precies. Daar houd ik van. Dat de dingen kloppen...

Zie ook Driehoeksgetallen